De mode van de strikbroche is typisch voor de Gouden Eeuw. Dit komt door de relatief eenvoudige vorm en de dominante rol van de parels en robijnen in het sieraad. Tijdens deze eeuw werd de strik populair zowel bij de dames aan het hof als de rijkere burger. Wie deze strik heeft gedragen weten we echter niet. Het montuur is van goud en bezet met 138 kleine robijnen. De 31 grote natuurlijke parels zijn doorboord en met draadjes aan het montuur vastgezet.
De populariteit van dit soort sieraden is nauw verbonden aan de handel in edelstenen en parels. Vanaf de oprichting van de Verenigde Oostindische Compagnie in 1602 kwamen schepen terug met allerlei exotische goederen uit Azië. De Golf van Mannar, die tussen Zuid-India en Sri Lanka in ligt, was bijvoorbeeld een van de bekendste plekken in Azië waar parelvisserij plaatsvond. Aan de kust waren duizenden mensen in de weer tijdens het visseizoen met het opduiken, sorteren en taxeren van parels. De VOC voer naar deze gebieden om parels in te kopen, om ze vervolgens tegen een hogere prijs weer in Amsterdam te verkopen. Hetzelfde werd gedaan met robijnen. Deze werden bijvoorbeeld verkregen in het huidige Myanmar (Pergu) en de grootste stenen kwamen uit Sri Lanka (toen Ceylon).
Tijdens deze eeuw werd de strik populair zowel bij de dames aan het hof als de rijkere burger.
In Amsterdam werden edelstenen, zoals de robijn, voorzien van geslepen vlakken of facetten. In deze strik zien we robijnen tafelstenen, die zo genoemd werden doordat de punt van de steen plat werd geslepen. Het toevoegen van facetten kreeg men tijdens de Gouden Eeuw goed onder de knie. De edelstenen verkregen hierdoor meer schittering en dat bevorderde de populariteit. De strikken waarin de edelstenen en parels terecht kwamen werden door modieuze dames op de borst, in het haar en soms op de mouwen gedragen. De waarde van zo’n striksieraad liep uiteen van 250,- tot wel 10.000,- gulden. Het verschil in prijs werd bepaald door het aantal parels of edelstenen, hun grootte en de kwaliteit.
Voor de oplettende kijker zijn dit soort strikken terug te vinden in verschillende portretten uit die tijd. Petronella de Waert werd in 1670 bijvoorbeeld geportretteerd door Gerard ter Borch met drie striksieraden. Het originele portret is verloren gegaan, maar een kopie ervan werd vastgelegd door zijn zus Gesina in haar album. De strik op haar borst is het grootst en de twee diamanten strikken in het haar zijn wat kleiner. Steeds vaker werden de strikken bezet met diamanten, die nog geliefder waren dan robijnen. Het striksieraad bleef nog tot ver in de achttiende eeuw in het modebeeld.
Credits:
– Portret van Petronella de Waert, Gesina ter Borch, naar Gerard ter Borch (II), ca. 1670, Rijksmuseum, Aankoop met steun van de Vereniging Rembrandt, BI-1887-1463-88
– Strikbroche, ca. 1650 – ca. 1675, gedeeltelijk geëmailleerd goud, parels, en robijnen. Rijksmuseum.
Monique Rakhorst – Andrew W. Mellon Fellow Rijksmuseum
Monique Rakhorst is kunsthistorica en gespecialiseerd in zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst. Op dit moment houdt ze zich bezig met interdisciplinair onderzoek naar sieraden op schilderijen uit de Gouden Eeuw. Met haar onderzoek zoekt ze antwoord op de vraag welke informatie de afgebeelde sieraden kunnen opleveren over de sociale klasse en religieuze achtergrond van de mensen die ermee zijn afgebeeld. Ze is als promovenda verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen en kreeg bij het Rijksmuseum het Andrew W. Mellon Fellowship toegekend. De collectie van het Rijksmuseum vormt het komende jaar de kern van haar onderzoek, waarmee ze in september 2015 van start is gegaan.